Foto "Books HD" van Abee5; rechten CC BY 2.0, zie: https://creativecommons.org/licenses/by/2.0/?ref=openverse

Om de auditkwaliteit te waarborgen spelen niet alleen de externe accountant en de geauditeerde een rol. Er is een derde speler: de auditcommissie. Dit gremium is in de jaren zeventig op vrijwillige basis ontstaan (vgl. Goldman en Barlev, 1974), maar is tegenwoordig verplicht voor organisaties van openbaar belang1. In dit artikel wordt ingegaan op de vragen wat een auditcommissie in relatie tot auditkwaliteit doet en hoe effectief dat is.

Wat doet een auditcommissie?

De auditcommissie is onderdeel van het toezichthoudend orgaan van een organisatie, veelal de Raad van Commissarissen of Raad van Toezicht. In de Nederlandse Corporate Governance Code (Monitoring Commissie Governance Code, 2016) worden verschillende taken aan de auditcommissie toebedeeld. Zo adviseert de auditcommissie aan de Raad van Commissarissen over de voordracht van de benoeming van de externe accountant en het hoofd interne audit. Na benoeming bespreekt de auditcommissie de plannen van de interne auditor en externe accountant en rapporteert jaarlijks over het functioneren van laatstgenoemde aan de Raad van Commissarissen. Uit onderzoek (Beattie en anderen, 2015) blijkt dat de voorzitter van de auditcommissie het belangrijkste aanspreekpunt van de vennoot of partner van het accountantskantoor is. Pas daarna komen de andere leden van de commissie en de Raad van Commissarissen voor de accountant in beeld. Volgens Beattie en anderen (2015) wil de voorzitter vroegtijdig over eventuele discussiepunten tussen de accountant en controleklant geïnformeerd worden en is hij gericht op het in stand houden van een goede relatie tussen die twee. Hoewel volgens een Nederlands onderzoek driekwart van de controleverschillen met de auditcommissie worden besproken (Paape en van Buuren, 2011), willen financieel directeuren en vennoten liever geen onopgeloste zaken aan de auditcommissie voorleggen (Beattie en anderen, 2015). Dat betekent dat doorgaans de vennoot en de financieel directeur er eerst samen uit proberen te komen om daarna een gemeenschappelijke oplossing aan de auditcommissie te presenteren. Mocht dat niet lukken, dan kan de auditcommissie ook in een conflict tussen accountant en controleklant bemiddelen (Salleh en Stewart, 2012).

Plussen en minnen

Uitgevoerde onderzoeken naar het functioneren van auditcommissies laten zowel een positieve als negatieve invloed op auditkwaliteit zien. Volgens Tepalagul en Lin (2015) zou de auditcommissie de economische verbondenheid tussen accountant en geauditeerde kunnen verminderen. Goldman en Barlev (1974) beredeneren dat het instellen van een auditcommissie de machtspositie van de accountant vergroot. In een experiment vindt Goodwin (2002) inderdaad dat vennoten en managers van accountantskantoren in een conflictsituatie met de financieel directeur in de eerste plaats steun van de auditcommissie verwachten en daarna van de algemeen directeur. Verder wordt in een enquête het bestaan van auditcommissies geassocieerd met een hogere auditkwaliteit in het algemeen (Beattie en anderen, 2013). Naast alleen het bestaan is het belangrijk dat de auditcommissie onafhankelijk en deskundig is: onderzoek naar die eigenschappen duidt onder meer op een positieve relatie met het auditbudget en de kans dat in de controleverklaring een continuïteitsparagraaf wordt opgenomen en een negatieve relatie met de kans dat de jaarrekening achteraf herzien moet worden (DeFond en Zhang, 2014).

Studies naar de invloed van de auditcommissie op de onafhankelijkheid van accountants leveren tegenstrijdige resultaten op: waar Beattie en anderen (1999) in hun enquête het bestaan van auditcommissies met een hogere onafhankelijkheid van accountants associëren, vinden de vennoten en financieel directeuren in de enquête van Gibbins en anderen (2005) dat auditcommissies relatief onbelangrijk zijn voor de onafhankelijkheid van accountants. Cohen en anderen (2002) hebben accountants over hun mening over corporate governance geïnterviewd en concluderen dat zij auditcommissies als ineffectief en met weinig macht beschouwen, terwijl voor hen de directie in het kader van deugdelijk bestuur veel belangrijker is. Hierbij moet wel worden aangetekend dat door ontwikkelingen in wet- en regelgeving, zoals de Sarbanes-Oxley wet in de Verenigde Staten, de rol van de auditcommissie groter is geworden (Brown en Wright, 2008). Het is daarom goed mogelijk dat tegenwoordig meer belang aan auditcommissies wordt gehecht.

Conclusie

Met de komst van de auditcommissie is de relatie tussen de accountant en controleklant veranderd (Beattie en anderen, 2015). De accountant heeft daarmee een escalatiemogelijkheid gekregen voor het geval hij er met de controleklant niet uitkomt. Dat zou een positief effect op auditkwaliteit kunnen hebben, maar dan is het wel van belang dat de auditcommissie voldoende deskundig is en haar onafhankelijke rol pakt.

Dankwoord

Met dank aan Frank Nillesen die een eerdere versie van dit artikel heeft gelezen en van commentaar heeft voorzien.

Artikel als PDF lezen

Referenties

Beattie, V., Fearnley, S. en Hines, T. (2013), “Perceptions of factors affecting audit quality in the post-SOX UK regulatory environment”, Accounting and Business Research, vol. 43, nr. 1, pag. 56—81.

Beattie, V., Fearnley, S. en Hines, T. (2015), “Auditor-client interactions in the changed UK regulatory environment˜a revised grounded theory model”, International Journal of Auditing, vol. 19, nr. 1, pag. 15—36.

Beattie, V. A., Fearnley, S. en Brandt, R. (1999), “Perceptions of auditor independence: U.K. evidence”, Journal of International Accounting, Auditing and Taxation, vol. 8, nr. 2, pag. 67—101.

Brown, H. L. en Wright, A. (2008), “Negotiation research in auditing”, Accounting Horizons, vol. 22, nr. 1, pag. 91—109.

Cohen, J., Krishnamoorthy, G. en Wright, A. M. (2002), “Corporate governance and the audit process”, Contemporary Accounting Research, vol. 19, nr. 4, pag. 573—594.

DeFond, M. en Zhang, J. (2014), “A review of archival auditing research”, Journal ofvAccounting and Economics, vol. 58, nr. 2-3, pag. 275—326.

Gibbins, M., McCracken, S. A. en Salterio, S. (2005), “Negotiations over accounting issues: The congruency of audit partner and chief financial officer recalls”, Auditing: A Journal of Practice & Theory, vol. 24, nr. Supplement, pag. 171—193.

Goldman, A. en Barlev, B. (1974), “The auditor-firm conflict of interests: Its implications for independence”, The Accounting Review, vol. 49, nr. 4, pag. 707—718.

Goodwin, J. (2002), “Auditors’ conflict management styles: An exploratory study”, Abacus, vol. 38, nr. 3, pag. 378—405.

Monitoring Commissie Governance Code (2016), “De Nederlandse Corporate Governance Code”, Tech. rapp., Monitoring Commissie Corporate Governance Code, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.

Paape, L. en van Buuren, J. (2011), “The impact of the public audit”, Nyenrode Business Universiteit, Breukelen.

Salleh, Z. en Stewart, J. (2012), “The role of the audit committee in resolving auditor-client disagreements: a Malaysian study”, Accounting, Auditing & Accountability Journal, vol. 25, nr. 8, pag. 1340—1372.

Tepalagul, N. en Lin, L. (2015), “Auditor independence and audit quality: A literature review.”, Journal of Accounting, Auditing & Finance, vol. 30, nr. 1, pag. 101—121.

1Besluit instelling auditcommissie, 7 augustus 2008.